Bruyèrehout krijgt zijn fraaie nervatuur door de barre omstandigheden waarin de struik leeft. Door de druk van de wortels wringt de struik zich tussen de stenen en rotsen. In dit gevecht om ruimte ontwikkelt zich de mooie 'grain' oftewel nervatuur. Als de wortel zo'n 40 jaar oud is, is hij volwassen en geschikt voor de pijpenfabricage. De meest exclusieve exemplaren bruyèrepijpen hebben van de bodem tot aan de rand toe evenwijdig aan elkaar lopende, regelmatige nerven, de zogenaamde 'straight grain' of 'flammée'. Ook de 'bird's eyes', die zich kenmerken door een regelmatige verdeling van rond-ovale ringetjes met puntjes, zijn vrij zeldzaam. Uiteraard zijn er tal van bruyèrepijpen van hoge kwaliteit die een andere nervatuur hebben. Het mooie van hout is immers dat geen twee pijpen gelijk zijn.
Bruyèrehout is zeer hard en bijzonder hittebestendig dankzij een hoog gehalte aan kiezelzuur. Het is licht van gewicht, ademt, en is voor een pijp mooi 'levend' materiaal. Hout is niet geheel neutraal van smaak, maar voegt in relatie tot andere houtsoorten juist een zeer beperkte 'eigen' smaak aan de tabak toe. Alhoewel hier zijn de meningen sterk over verdeeld. Want het hout kenmerkt zich juist door de beperktheid van de toevoeging. Volgens sommigen dan ook: geen.
Hoe karakteriseren we dat hout? Dit is iets om bij weg te dromen. Ben je daar te ongeduldig voor: sla gerust over naar de volgende paragraaf. Je mist geen essentialia. Voor de liefhebbers: het hout komt naar onze maatstaven niet optimaal tot stand maar na veel zwoegen en ploeteren in een vrij kale en steenachtige grond. Deze moeilijke omstandigheden van het leven van deze plant zorgen er juist voor dat het hout langzaam groeit (door weinig water) en mede daardoor een ongekende hardheid verkrijgt. Bijzonder niet? Als we er 40 jaar met een gietertje hadden bijgestaan zou de struik veel sneller accelereren en nooit dezelfde dichtheid verkrijgen. Barre omstandigheden kunnen blijkbaar een veel mooier resultaat geven dan een boom-luilekkenland. Je zou de lijn bijna doortrekken naar de mens. Bomen met een buts en een deuk zijn wellicht geen hoogvliegers maar uiteindelijk zorgt het er voor dat ze rotsen kunnen splijten en je het na de dood nog jaren lang in je vitrine zet. Dat zal een Populier niet snel gebeuren, die verheffen hoogstens een enkele stoeptegel in de lucht. En als we het zat zijn om te herstraten worden ze alleen nog opgestookt. Misschien dat ik daarom beter met mensen overweg kan die gezonde tegenslag hebben gehad. Het is wellicht niet prettig, maar er komt iets moois uit. Terug naar het hout: 'troostrijk hout' dus. Misschien daarom dat zoveel liefhebbers hun pijp kunnen beschrijven als een trouwe vriend. Er zit de uitkomst van strijd en moeite in.
Het relatieve gebrek aan grondstoffen zorgt nog voor een andere karaktereigenschap van het hout. Droog, weinig sap en smaak, en veel kiezelzuur (silicium). Kiezelzuur is na zuurstof het meest voorkomende element op aarde; smeltpunt: 1410 °C, kookpunt: 2355 °C. De plant Heermoes (equisetum arvense) behoort tot een van de plantensoorten die zeer rijk is aan kiezelzuur. Ook brandnetel heeft een hoog siliciumgehalte. Van de granen zijn gierst en haver het meest kiezelzuurrijk. Er bestaan ongeveer 90.000 siliciumverbindingen zoals zand, rots, kwarts en kristal. Katten en honden hebben met elkaar gemeen dat ze soms de neiging vertonen zand te eten. Dit kan duiden op een mineralen en/of spoorelementen tekort, in het bijzonder: kiezelzuur. Onze boomheide heeft weinig anders te eten, dus deze spoorelementen stapelen zich op in het hout en zorgt er voor dat er een gezonde weerstand ontstaat tegen een ander element: vuur! Naarmate dat het silicium gehalte hoger is neemt de hittebestendigheid toe.
Er zijn mensen die zweren bij struiken uit bepaalde landen. Maar maakt dit nu werkelijk het verschil? Ja en nee.
Voordat ik een verder antwoord overweeg: niemand weet precies waar hun Bruyère vandaan komt. Serieus. Bruyère-firma's kopen wortels van 'all over the place', verschillende landen, verschillende leveranciers, en ze zijn het allemaal door elkaar aan het snijden en drogen. De pijpmaker kan zijn hout kopen in Italië, maar dat is geen garantie dat hun Bruyère Italiaans is. Tenslotte wordt er ook met een degelijke administratie nog Argentijns paardenvlees in Nederland verkocht. Het hout zou overal vandaan kunnen komen. Dus wanneer iemand zegt dat hun Bruyère definitief van deze of gene oorsprong is: neem het met een korreltje zout.
Voorbij dit punt zijn er twee belangrijke argumenten voor het antwoord 'nee'. Bruyère varieert merkbaar van bron tot bron. Dat hangt van de individuele leefomstandigheden af. Wat natuurlijk de vraag op roept: hoe weet ik dat het verschil tussen de Griekse Bruyère blok en het Algerijnse blok te danken is aan het land of gewoon aan de natuurlijke variatie tussen twee willekeurige blokken van Bruyère? Niet alle Griekse Bruyère rookt hetzelfde, noch alle Italiaanse. Men moet het veeleer gewoon uit de natuur nemen en er het beste van maken. Als er al argumenten zijn lijken ze zeer: subtiel. Algerijnse Bruyère lijkt een donkerder, rijker, zwaardere smaak bieden. Griekse lijkt zeer neutraal, waardoor de tabak zelf op de voorgrond treed. Italiaanse en Corsicaanse lijken "helder", en geven een prononceerde smaakbeleving. Althans, zo zegt men. Maar vaak zijn geen van deze dingen waar. Het is net als in de natuur.
En een tweede argument, we moeten eerst bekijken wat "goed" betekent in Bruyère. Elke Bruyère kan in potentie een prachtig patroon en uitstekend te roken hout te produceren ... toch er zijn verschillen. Als je een blok aan treft dat kale plekken of scheuren vertoond is dat waarschijnlijk meer te wijten aan de bewerking en minder aan het land van herkomst van het hout.
Daarnaast zijn er nog zoveel factoren van invloed op de smaak van de rook dat de vergelijking tussen landen direct de prullenmand in kan. Weleens verschillende roeren op een zelfde pijp geprobeerd en u weet wat ik bedoel. Rook dezelfde pijp met een pararubber en een acryl steel, een lang of kort roer een je zult versteld staan verschillen in smaak. Dus iemand die denkt te zweren bij Algerijnse Bruyère omdat ze denken dat een merk dat daar graag gebruik maakt, kan in feite net zo goed reageren op het roer of het ontwerp dat dit merk gebruikt. Of het luchtgat, de indeling en de grootte. Maar al te vaak zijn grote generaliserende conclusies getrokken over de kwaliteit van Bruyère uit verschillende landen, vaak op heel wankele bewijzen. Of zoals Harry Mulisch het verwoorde, (het stuk staat in de bundel Onsterfelijk leven):
‘Ik rook zelf alleen Dunhill en die is toevallig heel duur. Ze hebben er dan ook onnoemelijk hard hout voor gebruikt namelijk de wortel van een bepaalde struik die alleen aan de Rivièra groeit. Maar die heeft eerst twintig jaar in de Theems gelegen, toen tien jaar onder het bed van Churchill en toen nog vijf jaar in de keuken van Buckingham Palace.’ Er hoort een mengsel in van MacBaren en Balkan Sobranie. Altijd met de kop naar beneden bewaren...
Maar is er geen verschil? Toch wel. Roken we dezelfde tabak in identieke pijpen gemaakt van twee verschillende Bruyère bronnen dan kunnen we -naar verluidt- soms en na zorgvuldig speuren een zeer klein smaak verschil detecteren. Om dit verschil te merken, moet eigenlijk de tabak in beide pijpen tegelijk roken: want doe je het na elkaar is het verschil te klein om op te merken. Probeer maar!
Dan de vorm
De twee belangrijkste vormen voor verwerking van Bruyère blokken zijn ebauchon en plateau. Ebauchon blokken grotendeels rechthoekig, worden gesneden van de grotere verdikkingen. Het aantal blokken dat kan worden gemaakt, wordt gemaximaliseerd aan de hand van de grootte van het blok. Met als gevolg: meestal tamelijk willekeurige korrelpatronen. Het merendeel van de pijpen die ooit zijn gemaakt van Bruyère zijn gemaakt van ebauchon blokken. Ze zijn meestal erg zuinig, kost veel minder dan plateau blokken, en ze zijn makkelijk om mee te werken en gemakkelijk te klemmen in een bankschroef.
Het hout van de wortel groeit van binnen naar buiten toe. Het binnenste deel van de verdikking heeft een weinig gestructureerde opbouw (warrig). De plateaublokken bevinden zich aan de buitenzijde en zijn harder en hebben een veel mooiere houtstructuur. Plateau blokken worden gesneden van het buitenste gedeelte van het hout met vaak nog schors op de buitenrand. Ze lijken op een kwart van een cirkel en zijn meestal een stuk groter dan ebauchon. Plateau is gesneden om de houtstructuur maximaliseren. Hierom zijn ze ook duurder dan ebauchon. Pijpen met opvallende rechte nerf zijn bijna altijd gemaakt van plateau.
En tot besluit. De gevonden informatie deed mij Bruyère voortaan met een hoofdletter schrijven.






