Pijprook-artikel Telegraaf
Geplaatst: 01 feb 2015 21:35
Helaas een "premium" artikel op de Telegraafsite (http://www.telegraaf.nl/premium/reporta ... tbox=false) dus hieronder de tekst:
Rustige rokers genieten nu onzichtbaar van ’persoonlijk genoegen’
Pijp vlamt nog steeds
Marjolein Schipper
Waar zijn ze gebleven, de Nederlandse pijprokers? Die vaak bebaarde mannen, zachtjes puffend, een rustgevende zweem van kruidige tabakslucht verspreidend? Ze lijken van de aardbodem verdwenen, maar niets is minder waar. „Pijproken is genieten. Dat kan niet in een rookhokje voor het kantoor.”
Televisiegoeroe Bert van der Veer mag niet meer op de foto met zijn pijp. Partner Judith Osborne vindt het namelijk slecht voor zijn imago: „Dan word ik volgens Judith alleen maar gezien als ’die man met die pijp’. Terwijl ik volgens haar ook best een goede regisseur ben”, grijnst hij breed.
Bert van der Veer mag van partner Judith eigenlijk niet meer met zijn pijp op de foto. Bert van der Veer mag van partner Judith eigenlijk niet meer met zijn pijp op de foto.
Van der Veer, ooit ’Pijproker van het Jaar’, is een van de laatste bekende Nederlanders die op deze manier tabak verstookt. „Prins Bernhard, Harry Mulisch, Rien Poortvliet, ze zijn allemaal dood. Henk van Dorp leeft nog wel, maar die mag het geloof ik niet meer van zijn vrouw. We liepen altijd samen al pijprokend door het bos. In stilte, want bij pijproken hoort rust. Het is niets voor zenuwpezen, want dan brandt het ding je fikken uit.”
Pijprokers zijn individualisten én pijproken bevordert volgens Van der Veer de creativiteit en de contemplatie. „Als er een brainstorm moet worden gehouden en ze willen met z’n allen bij een restaurant als Dauphine gaan zitten, zeg ik altijd: kom maar bij mij thuis. Kan ik tenminste roken, anders komt er geen een creatieve gedachte naar boven.”
Hokje
Ooit was de pijprokende man een intellectueel onderdeel van de Nederlandse maatschappij. Politici, docenten, schrijvers, niet voor niets luidde een reclameslogan ’Voor de denkende mens’. Maar sinds het roken alleen nog maar buiten of in speciale ruimten mag, lijkt de pijproker wel helemaal van de aardbodem verdwenen: „Pijproken is genieten. Dat doe je niet even al staande in een rookhokje voor de deur”, zegt Cor Crans, voorzitter van de Nederlandse Federatie van Pijprokers.
Voor wie zich in de stand van het Nederlandse pijproken verdiept, gaat een hele wereld open. Er is niet alleen een federatie maar ook een NK- én een WK pijproken waar het de kunst is drie gram tabak met behulp van slechts twee lucifers zo lang mogelijk aan de praat te houden. Een Pijproker van het Jaar, ja zelfs een Pijpelogische Kring die zich verdiept in de geschiedenis. En in het Amsterdam Pijp Museum worden workshops gegeven aan beginners.
Federatievoorzitter Crans wil vooral graag een misverstand uit de wereld helpen: „Wij worden altijd op één hoop geveegd met alle rokers. Slecht, verfoeilijk, outcasts en paria’s die de gezondheidskosten tot ongekende hoogte opstoken. Maar pijproken doe je niet over je longen. Bij ons gaat het om de smaak, niet om het nicotineshot. Ook daarom zie je ons niet hijgerig voor een kantoor staan ’hijsen’. Pijprokers zijn ook niet lichamelijk verslaafd, je kunt er van de ene op de andere dag mee ophouden.”
Natuurlijk zit de pijproker wel in zijn eigen rookwalm en krijgt zodoende tóch die nicotine naar binnen… „Gezond is het natuurlijk ook weer niet! Maar lang niet zo slecht als een sigaret. Fijnstof in de binnensteden is een veel groter gezondheidsprobleem. Die nuance is echter helemaal zoek in Nederland. Ik heb wel eens contact gezocht met de politiek, D66, om hier een gesprek over te hebben. Want denk je? Ze wilden niet eens met me praten! Ik voelde me echt geschoffeerd.”
Terwijl, Crans meldt het licht vilein, D66-Kamerlid Gerard Schouw in 2008 nog werd uitgeroepen tot Pijproker van het Jaar. „Maar ik laat het er niet bij zitten. Ik ben nu bezig te onderzoeken of pijproken misschien op de lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed kan komen. Het is onderdeel van de Nederlandse geschiedenis, denk aan de Goudse pijpen en al die pijprokers op de schilderijen van de oude Hollandse meesters.”
In ieder geval bestaan de Nederlandse pijprokers volgens Crans beslist niet uit een ’wegkwijnend stelletje malloten’. „Er is belangstelling, er is aanwas, maar het is ánders dan vroeger. Pijproken doe je nu voornamelijk thuis, in de avonduren. Je favoriete tabak in de pijp, liefst met een bodempje whisky of calvados erbij. Het is ook een persoonlijk genoegen. Wij zijn niet duidelijk en uitbundig zichtbaar, zoals sigarenrokers dat wel graag zijn. Pijproken is een way of life.”
En: niet iets voor jonkies. Voor pijproken moet je minimaal 25 zijn, weet Benedict Goes van het Pijp Museum in Amsterdam. Dan pas is er die benodigde gemoedsrust. Goes geeft in het museum, aan een lange tafel op de bovenetage van het schitterende grachtenpand, workshops aan beginners. De rokers worden daarbij omringd door antieke vitrines met pijpen uit lang vervlogen tijden, vaak ware kunststukjes. Want in de Gouden Eeuw gold: hoe fraaier en ingewikkelder de pijp, de hoger de status van de eigenaar.
Leren tong
Meest gemaakte fout: veel te hard trekken uit angst dat de pijp uitgaat. Gevolg, heftig ’gestoom’ en een leren tong. „Met als gevolg dat de onervaren beginner na twee of drie keer de pijp teleurgesteld terzijde legt”, zegt Goes. „Vroeger kende je altijd wel iemand die ook pijprookte en kon je om raad vragen, nu zijn de pijprokers inderdaad uit het openbare leven verdwenen. Dus zitten hier iedere maand vijf of zes jonge mannen, heel soms ook een vrouw, die graag de fijne kneepjes willen leren. Hoe stop je de pijp, hoe steek je ’m aan en hoe houd je ’m goed schoon.”
„Ik merk dat het voor hen een stukje imagobuilding is. Een pijp is een statement. Het past in de huidige trend van slowfood, van pure smaken, van genieten. Liever een goede espresso in plaats van een gewone koffie, liever een misschien wat snobistische pijp dan zo’n ordinaire sigaret.” Beginners kunnen volgens Goes het best starten met een tweedehands pijp. Dat klinkt een beetje onsmakelijk maar er gaat natuurlijk wel een gloednieuw mondstuk op.
„Nieuwe exemplaren moeten namelijk eerst worden ingerookt, zodat zich een gelijkmatig koollaagje vormt op het hout. Was in de jaren zeventig een gebogen pijp helemaal je-van-het zoals ze dat toen zeiden, tegenwoordig gaan de meeste mannen voor een rechte pijp.”
Nederland kent nog één fabriek: Gubbels Pijpen in het Limburgse Herten. Werden hier in de jaren zeventig nog 240.000 pijpen gefabriceerd, tegenwoordig zijn dat er een bescheiden 30.000. Het bedrijf heeft enige jaren geleden na een doorstart dan ook fors moeten afslanken, maar Elbert Gubbels, de vierde generatie in dit familiebedrijf, houdt de moed erin.
„Frappant: de consumptie van tabak neemt af maar de verkoop van pijpen neemt weer licht toe. Er zijn natuurlijk ook maar weinig spelers op deze markt overgebleven, omdat inderdaad heel wat rokers de pijp aan Maarten hebben gegeven. In totaal zijn er nu wereldwijd nog acht fabrieken over. Maar ik merk dat het publiek steeds meer belangstelling heeft voor exclusiviteit. Een pijp roken is apart, het staat voor klasse. Ik ben nu in Milaan en wie zie je met een pijp? De mooi geschoren baardjes, zoals ik deze mannen altijd noem.”
Voor een echt goede pijp is de klant dan ook een paar honderd euro kwijt. „Dan heb je het over een Bentley, een Porsche of een Big Ben.” De fabriek maakt trouwens ook speciale pijpjes voor vrouwen, maar volgens Benedict Goes van het Pijp Museum staat de Nederlandse vrouw niet bepaald te springen: „Het zijn vooral vrouwen uit Oost-Europa en grappig genoeg uit Japan die veel pijp roken.”
Toen Bert van der Veer werd uitgeroepen tot Pijproker van het Jaar hield hij een hele tirade tegen de pijprokende vrouw. Kan echt niet, vindt de regisseur. Zelf rookt hij trouwens behalve thuis („eigenlijk de hele dag door”) noodgedwongen in zijn auto: „Het mag natuurlijk nergens meer. Als ik bij de studio aankom parkeer ik ’m voor de deur, verwarming en radio aan, pijpje opsteken, heerlijk. Maar volgens mijn dealer krijg ik deze auto nooit meer verkocht.”
Iris masterblender
Ze is de enige 'masterblender ' van Nederland. Naar unieke tabak smachtende pijprokers vinden bij de vermaarde Amsterdamse firma Hajenius de 23-jarige Iris Hols achter de toonbank. In een vanwege de accijns afgesloten glazen ruimte voert zij het bewind over 37 pure tabakken, die zij geheel naar de wens van de klant samenstelt tot een volstrekt eigen 'blend'.
"Ik heb eigenlijk twee groepen klanten. De vijftigplussers, ervaren rokers die gaan voor de naturel tabakken of de wat zwaardere Engelse mixtures. En de jongeren, tussen de 25 en de 35. Die willen het liefst beginnen met een zoete tabak."
Iris volgde in Denemarken een opleiding bij de vermaarde blender Lâsse Berg: "Een grootheid op dit gebied. Denemarken is sowieso een walhalla voor pijprokers, daar is het heel populair. Maar ik zie hier dus ook steeds meer jonge mensen aan de toonbank."
Rustige rokers genieten nu onzichtbaar van ’persoonlijk genoegen’
Pijp vlamt nog steeds
Marjolein Schipper
Waar zijn ze gebleven, de Nederlandse pijprokers? Die vaak bebaarde mannen, zachtjes puffend, een rustgevende zweem van kruidige tabakslucht verspreidend? Ze lijken van de aardbodem verdwenen, maar niets is minder waar. „Pijproken is genieten. Dat kan niet in een rookhokje voor het kantoor.”
Televisiegoeroe Bert van der Veer mag niet meer op de foto met zijn pijp. Partner Judith Osborne vindt het namelijk slecht voor zijn imago: „Dan word ik volgens Judith alleen maar gezien als ’die man met die pijp’. Terwijl ik volgens haar ook best een goede regisseur ben”, grijnst hij breed.
Bert van der Veer mag van partner Judith eigenlijk niet meer met zijn pijp op de foto. Bert van der Veer mag van partner Judith eigenlijk niet meer met zijn pijp op de foto.
Van der Veer, ooit ’Pijproker van het Jaar’, is een van de laatste bekende Nederlanders die op deze manier tabak verstookt. „Prins Bernhard, Harry Mulisch, Rien Poortvliet, ze zijn allemaal dood. Henk van Dorp leeft nog wel, maar die mag het geloof ik niet meer van zijn vrouw. We liepen altijd samen al pijprokend door het bos. In stilte, want bij pijproken hoort rust. Het is niets voor zenuwpezen, want dan brandt het ding je fikken uit.”
Pijprokers zijn individualisten én pijproken bevordert volgens Van der Veer de creativiteit en de contemplatie. „Als er een brainstorm moet worden gehouden en ze willen met z’n allen bij een restaurant als Dauphine gaan zitten, zeg ik altijd: kom maar bij mij thuis. Kan ik tenminste roken, anders komt er geen een creatieve gedachte naar boven.”
Hokje
Ooit was de pijprokende man een intellectueel onderdeel van de Nederlandse maatschappij. Politici, docenten, schrijvers, niet voor niets luidde een reclameslogan ’Voor de denkende mens’. Maar sinds het roken alleen nog maar buiten of in speciale ruimten mag, lijkt de pijproker wel helemaal van de aardbodem verdwenen: „Pijproken is genieten. Dat doe je niet even al staande in een rookhokje voor de deur”, zegt Cor Crans, voorzitter van de Nederlandse Federatie van Pijprokers.
Voor wie zich in de stand van het Nederlandse pijproken verdiept, gaat een hele wereld open. Er is niet alleen een federatie maar ook een NK- én een WK pijproken waar het de kunst is drie gram tabak met behulp van slechts twee lucifers zo lang mogelijk aan de praat te houden. Een Pijproker van het Jaar, ja zelfs een Pijpelogische Kring die zich verdiept in de geschiedenis. En in het Amsterdam Pijp Museum worden workshops gegeven aan beginners.
Federatievoorzitter Crans wil vooral graag een misverstand uit de wereld helpen: „Wij worden altijd op één hoop geveegd met alle rokers. Slecht, verfoeilijk, outcasts en paria’s die de gezondheidskosten tot ongekende hoogte opstoken. Maar pijproken doe je niet over je longen. Bij ons gaat het om de smaak, niet om het nicotineshot. Ook daarom zie je ons niet hijgerig voor een kantoor staan ’hijsen’. Pijprokers zijn ook niet lichamelijk verslaafd, je kunt er van de ene op de andere dag mee ophouden.”
Natuurlijk zit de pijproker wel in zijn eigen rookwalm en krijgt zodoende tóch die nicotine naar binnen… „Gezond is het natuurlijk ook weer niet! Maar lang niet zo slecht als een sigaret. Fijnstof in de binnensteden is een veel groter gezondheidsprobleem. Die nuance is echter helemaal zoek in Nederland. Ik heb wel eens contact gezocht met de politiek, D66, om hier een gesprek over te hebben. Want denk je? Ze wilden niet eens met me praten! Ik voelde me echt geschoffeerd.”
Terwijl, Crans meldt het licht vilein, D66-Kamerlid Gerard Schouw in 2008 nog werd uitgeroepen tot Pijproker van het Jaar. „Maar ik laat het er niet bij zitten. Ik ben nu bezig te onderzoeken of pijproken misschien op de lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed kan komen. Het is onderdeel van de Nederlandse geschiedenis, denk aan de Goudse pijpen en al die pijprokers op de schilderijen van de oude Hollandse meesters.”
In ieder geval bestaan de Nederlandse pijprokers volgens Crans beslist niet uit een ’wegkwijnend stelletje malloten’. „Er is belangstelling, er is aanwas, maar het is ánders dan vroeger. Pijproken doe je nu voornamelijk thuis, in de avonduren. Je favoriete tabak in de pijp, liefst met een bodempje whisky of calvados erbij. Het is ook een persoonlijk genoegen. Wij zijn niet duidelijk en uitbundig zichtbaar, zoals sigarenrokers dat wel graag zijn. Pijproken is een way of life.”
En: niet iets voor jonkies. Voor pijproken moet je minimaal 25 zijn, weet Benedict Goes van het Pijp Museum in Amsterdam. Dan pas is er die benodigde gemoedsrust. Goes geeft in het museum, aan een lange tafel op de bovenetage van het schitterende grachtenpand, workshops aan beginners. De rokers worden daarbij omringd door antieke vitrines met pijpen uit lang vervlogen tijden, vaak ware kunststukjes. Want in de Gouden Eeuw gold: hoe fraaier en ingewikkelder de pijp, de hoger de status van de eigenaar.
Leren tong
Meest gemaakte fout: veel te hard trekken uit angst dat de pijp uitgaat. Gevolg, heftig ’gestoom’ en een leren tong. „Met als gevolg dat de onervaren beginner na twee of drie keer de pijp teleurgesteld terzijde legt”, zegt Goes. „Vroeger kende je altijd wel iemand die ook pijprookte en kon je om raad vragen, nu zijn de pijprokers inderdaad uit het openbare leven verdwenen. Dus zitten hier iedere maand vijf of zes jonge mannen, heel soms ook een vrouw, die graag de fijne kneepjes willen leren. Hoe stop je de pijp, hoe steek je ’m aan en hoe houd je ’m goed schoon.”
„Ik merk dat het voor hen een stukje imagobuilding is. Een pijp is een statement. Het past in de huidige trend van slowfood, van pure smaken, van genieten. Liever een goede espresso in plaats van een gewone koffie, liever een misschien wat snobistische pijp dan zo’n ordinaire sigaret.” Beginners kunnen volgens Goes het best starten met een tweedehands pijp. Dat klinkt een beetje onsmakelijk maar er gaat natuurlijk wel een gloednieuw mondstuk op.
„Nieuwe exemplaren moeten namelijk eerst worden ingerookt, zodat zich een gelijkmatig koollaagje vormt op het hout. Was in de jaren zeventig een gebogen pijp helemaal je-van-het zoals ze dat toen zeiden, tegenwoordig gaan de meeste mannen voor een rechte pijp.”
Nederland kent nog één fabriek: Gubbels Pijpen in het Limburgse Herten. Werden hier in de jaren zeventig nog 240.000 pijpen gefabriceerd, tegenwoordig zijn dat er een bescheiden 30.000. Het bedrijf heeft enige jaren geleden na een doorstart dan ook fors moeten afslanken, maar Elbert Gubbels, de vierde generatie in dit familiebedrijf, houdt de moed erin.
„Frappant: de consumptie van tabak neemt af maar de verkoop van pijpen neemt weer licht toe. Er zijn natuurlijk ook maar weinig spelers op deze markt overgebleven, omdat inderdaad heel wat rokers de pijp aan Maarten hebben gegeven. In totaal zijn er nu wereldwijd nog acht fabrieken over. Maar ik merk dat het publiek steeds meer belangstelling heeft voor exclusiviteit. Een pijp roken is apart, het staat voor klasse. Ik ben nu in Milaan en wie zie je met een pijp? De mooi geschoren baardjes, zoals ik deze mannen altijd noem.”
Voor een echt goede pijp is de klant dan ook een paar honderd euro kwijt. „Dan heb je het over een Bentley, een Porsche of een Big Ben.” De fabriek maakt trouwens ook speciale pijpjes voor vrouwen, maar volgens Benedict Goes van het Pijp Museum staat de Nederlandse vrouw niet bepaald te springen: „Het zijn vooral vrouwen uit Oost-Europa en grappig genoeg uit Japan die veel pijp roken.”
Toen Bert van der Veer werd uitgeroepen tot Pijproker van het Jaar hield hij een hele tirade tegen de pijprokende vrouw. Kan echt niet, vindt de regisseur. Zelf rookt hij trouwens behalve thuis („eigenlijk de hele dag door”) noodgedwongen in zijn auto: „Het mag natuurlijk nergens meer. Als ik bij de studio aankom parkeer ik ’m voor de deur, verwarming en radio aan, pijpje opsteken, heerlijk. Maar volgens mijn dealer krijg ik deze auto nooit meer verkocht.”
Iris masterblender
Ze is de enige 'masterblender ' van Nederland. Naar unieke tabak smachtende pijprokers vinden bij de vermaarde Amsterdamse firma Hajenius de 23-jarige Iris Hols achter de toonbank. In een vanwege de accijns afgesloten glazen ruimte voert zij het bewind over 37 pure tabakken, die zij geheel naar de wens van de klant samenstelt tot een volstrekt eigen 'blend'.
"Ik heb eigenlijk twee groepen klanten. De vijftigplussers, ervaren rokers die gaan voor de naturel tabakken of de wat zwaardere Engelse mixtures. En de jongeren, tussen de 25 en de 35. Die willen het liefst beginnen met een zoete tabak."
Iris volgde in Denemarken een opleiding bij de vermaarde blender Lâsse Berg: "Een grootheid op dit gebied. Denemarken is sowieso een walhalla voor pijprokers, daar is het heel populair. Maar ik zie hier dus ook steeds meer jonge mensen aan de toonbank."